Lessen > organisatie
> inspiratie voor de lessen > ontwerpleerplan | good practices | bibliotheek | activiteitenkalender | de pilootleerkrachten aan het woord
> evaluatie > evaluatie in het kunstenbad | evaluatietool
> inspiratie voor de lessen > ontwerpleerplan | good practices | bibliotheek | activiteitenkalender | de pilootleerkrachten aan het woord
> evaluatie > evaluatie in het kunstenbad | evaluatietool
werken Rond
Onderwerp/thema:
‘Het waardeloze eiland' Afval Sorteren Gevoelens Inspiratie: -Verhaal over ‘Het waardeloze eiland’ -‘De kleur van emoties’ - Anna Llenas -Syntetic Sea -Foto’s Chris Jordan -Foto's Gregg Segal: 7 days of Garbage -Eiland van plastic Bronnen: -‘De kleur van emoties’ - Anna Llenas -Syntetic Sea: filmpjes op Youtube -Foto’s Chris Jordan: http://www.chrisjordan.com/gallery/ midway/#CF000313_2018x24 -Eiland van plastic: http://www.knack.be/nieuws/wetenschap /architecten-willen-eiland-van-plastic-in-stille-oceaan-bouwen/article-normal-9604.html |
werken Aan
Leerdoelen uit ontwerpleerplan:
het kind ontdekt diverse kunstuitingen het kind beleeft en ervaart kunst het kind drukt zich persoonlijk uit het kind onderzoekt het kind kan zich inleven* het kind kan communiceren het kind kan spelen met elementen van… het kind exploreert en experimenteert het kind creëert het kind vindt een evenwicht tussen het ik en de groep* (onderdeel drama en beweging) |
werken Met
Methodiek/werkvorm:
performance groepsbegeleiding groepsgesprek groepswerk individuele begeleding voorlezen uitleg geven Materiaal/ benodigdheden: afval (papier, bidons, blikjes, kartonnen dozen, plastic zakken, …), een pop, het boek ‘De kleur van emoties’ van Anna Llenas, grote afbeeldingen en kleine kaartjes met afbeeldingen van de monsters uit het boek ‘De kleur van emoties’, afvalgedichtje, vuilniszakken, afbeeldingen van lucht/vuur/water/ aarde, muziek voor bij de 4 elementen, scharen, papier en stiften, eigen materialen (kledij, rugzak, ...), camera en computer, ladder |
Lesverloop:
Rond 'Het waardeloze eiland’ kan gedurende vele weken gewerkt worden. Om de inhouden overzichtelijk te brengen, worden de verschillende lesonderdelen genoteerd per domein.
Ga via onderstaande linken naar de andere lesonderdelen:
Introductie
De les begint met een stukje toneel gebracht door de juf. (performance) Ze heeft de pop ‘Jules’ meegebracht.
Ik heb vandaag iemand meegebracht, en dat is een jongetje… Jules is zijn naam. Misschien kennen jullie hem nog van uit de kleuterklas. Wel, wat is er nu gebeurd? Jules is groot geworden, net zoals jullie. Hij is 7 jaar geworden en dat is écht wel groot. En nu vindt hij, dat het tijd is om de wereld te zien! Dus hij zegt tegen z’n mama en papa: ‘Mama, papa, ik ben nu 7 jaar en ik wil de wereld zien, ik wil op ontdekkingsreis!’ ‘Het is goed!’ zeggen z’n mama en papa. En wat doet Jules? Hij vertrekt, maar niet met de boot of zo, nee, met het vliegtuig. Hij stapt in het vliegtuig en hij wil heel graag beginnen met z’n ontdekkingstocht in Amerika, het land van de Indianen.
En het vliegtuig stijgt op tot hoog boven de wolken. En de vlucht verloopt prima. Maar plotseling, na ongeveer een uur, komt het vliegtuig in een storm terecht. En het begint een beetje te schudden en te beven. Het is een heel zware storm en het vliegtuig raakt nu echt in de problemen en het schudden en beven wordt erger en erger. Tot het tenslotte neerstort.
(licht uit - stilte - licht terug aan)
Dit is een ramp, het vliegtuig is neergestort. En Jules begint te kreunen en te puffen en langzaam komt hij overeind. Hij kijkt in het rond, hij weet niet waar hij is, … Maar overal ziet hij rommel en afval. En ook, verschrikkelijke dingen, zoals dode dieren van plastiek? Of in plastiek gewikkeld? Vreemd, zoiets verschrikkelijks heeft hij nog nooit gezien. En dan die stank… Die vreselijke stank! ‘Waar ben ik?’ vraagt hij zich af.
En dan hoort hij plotseling een geritsel. Hij schrikt en kijkt rond… ‘Wie is daar?’ roept hij. En dan verschijnt er een zwart monstertje. Jules schreeuwt… AAAAHHH. Het monstertje schreeuwt… AAAHHH. ‘Wie ben jij?’ vraagt Jules. ‘Ik ben het bange monstertje’ zegt het bange monstertje. ‘Wie ben jij? vraagt het monstertje. ‘Ik ben Jules’ zegt Jules. ‘Kan jij me vertellen waar we zijn?’ Dit is hier verschrikkelijk. ‘Ja’, zegt het bange monstertje, ‘dit is hier ook verschrikkelijk, dit is het waardeloze eiland. Een eiland vol met rommel, afval, plastiek, blikjes, karton, gewoonweg verschrikkelijk.’ En Jules voelt de tranen in zich opkomen, dit was niet de bedoeling van de ontdekkingsreis. En hij kijkt rond, maar het bange monstertje is nergens meer te bespeuren…
En de tranen wellen opnieuw in hem op en hij begint te snikken. ‘Niet huilen!’ zegt een stemmetje. Het is het verdrietige monster. ‘Ik kan er niet aan doen.’ zegt Jules. ‘Ik ben hier helemaal alleen, mijn vliegtuig is neergestort.’ ‘Niet huilen’, zegt het monstertje nog eens, ‘want anders moet ik ook huilen.’ En nu beginnen ze samen te huilen en te snikken op het wrak van het vliegtuig. ‘Ik ben zo verdrietig’, zegt Jules. ‘Ik ook’, zegt het monstertje. ‘Ik ben hier helemaal alleen’, zegt Jules. ‘Ik ook’ zegt het monstertje. ‘Ik wil hier weg’, zegt Jules’. ‘Ik ook’, zegt het monstertje. ‘Wil je er alsjeblief mee stoppen met me constant na te zeggen’ zegt Jules. ‘Sorry!’ zegt het monstertje. ‘Vertel me liever of er een manier is om hier weg te geraken’ zegt Jules. ‘Nee’, zegt het monstertje, ‘Ik ben hier al heel mijn leven en er is geen enkele manier om hier weg te geraken, toch niet dat ik weet’ antwoordt het monstertje.
En Jules voelt een enorme woede in zich opkomen. Het verdrietige monstertje is verdwenen. En Jules begint te schreeuwen. ‘Ik kan er niet meer tegen! Ik kan er niet meer tegen!’ En een heel boos monstertje verschijnt ten tonele. En samen schreeuwen ze: ‘Ik kan er niet meer tegen, ik kan er niet meer tegen. Ik wil hier weg!’ En samen beginnen ze te schoppen tegen het afval, zo boos zijn ze, ze vechten zelfs eventjes tegen elkaar, maar dan beginnen ze terug te schoppen en te slaan in het afval. Maar tijdens het schoppen en slaan vindt Jules plotseling een gsm. ‘Wat is dat?’ vraag het boze monster woedend. ‘Dat is een gsm!’ antwoordt Jules boos. ‘Een gsm?’ vraagt hij aan zichzelf. ‘Een gsm?!’ En een sprankeltje hoop komt in hem naar boven. Het boze monster verdwijnt.
‘Een gsm!’ juicht Jules. ‘Een gsm!’ zegt een heel blij stemmetje. En beiden juichen ze heel blij en vrolijk. En doen ze een vreugdedansje. ’Zeg, maar wie ben jij nu weer?’ vraagt Jules. ‘Ik ben het blije monster!’ zegt het monstertje vrolijk. ‘Komaan, pak de gsm en probeer te bellen!’ zegt het monstertje. ‘Ja, je hebt gelijk,’ zegt Jules, ‘spannend’. En Jules pakt de gsm en probeert naar huis te bellen. ‘Ik hoop dat het de voice-mail niet is…’ zegt hij nog. De telefoon gaat over… Jules en het monstertje wachten spannend af. Uiteindelijk neemt de mama van Jules de telefoon op: ‘Hallo, met de mama van Jules.’ ‘Mama?’, zegt Jules, ‘Het is Jules, ik ben neergestort met het vliegtuig, maar ik leef nog. Ik ben terechtgekomen op het waardeloze eiland. Zou jij me kunnen komen halen? ‘Maar natuurlijk, schatteke, ik kom zo snel mogelijk.’ ‘En?’ vraagt het blije monstertje. ‘Ze komt me zo snel mogelijk halen.’ ‘Dat is fantastisch voor jou, Jules’ zegt het monstertje. ‘Ik ben zo blij voor jou, jij kan hier weg geraken, maar ik zit hier voor eeuwig en eeuwig en altijd. Maar ik ben zo blij voor jou!’
En inderdaad, de mama van Jules kwam zo snel mogelijk met een vliegtuigje Jules halen. En nu denken jullie misschien dat dit het einde is van het verhaal. Maar het is nog niet gedaan. Want het echte einde gaat als volgt:
Thuisgekomen vertelde Jules zijn verhaal tegen z’n mama en papa. En zij vertelden het verhaal op het werk tegen hun collega’s, maar ook tegen de buren en tegen al hun vrienden. En Jules vertelde natuurlijk ook z’n verhaal op school tegen de juffen en de meesters en tegen al z’n vrienden op school. En Jules had een fantastisch idee, hij besloot om geld in te zamelen om terug te naar het waardeloze eiland. En tegen de tijd dat het grote vakantie werd, vertrok Jules met het vliegtuig terug naar het waardeloze eiland. Maar deze keer was hij niet alleen, nee, hij heeft zoveel mogelijk kennissen en vrienden en collega’s meegenomen. En met z’n allen hebben ze heel het waardeloze eiland opgeruimd en gesorteerd. Plastiek bij plastiek, karton bij karton, blikjes bij blikjes, glas bij glas en ga zo maar door… Tot het hele eiland weer proper en schoon was en de dieren en monstertjes weer normaal konden leven.
En Jules? Die was heel tevreden met z'n spannende ontdekkingsreis!
-het kind ontdekt diverse kunstuitingen (De onderzoeker)
-het kind beleeft en ervaart kunst (Ik als unieke kunstenaar)
Gevoelens sorteren
De afvalmonsters sorteerden afval, maar je kan ook gevoelens sorteren. Er wordt vertrokken vanuit 4 basisemoties: bang, blij, verdrietig en boos.
In het lokaal zijn 4 hoeken, in elke hoek is een afbeelding opgehangen van een monstertje. Een bang (grijs) monster, een blij (geel) monster, een verdrietig (blauw) monster en een boos (rood) monster.
Het zijn de monsters uit het boek: 'De kleur van emoties' van Anna Llenas.
1. Associëren
De leerlingen staan in het midden van een lokaal. Wanneer de leerkracht een woord zegt, lopen zij naar een monstertje, waarvan zij zelf vinden dat dat erbij past. (groepsbegeleiding)
spelen - ruzie - opruimen - ziek - donker - slapen - huilen - bloem - alleen - pannenkoek – hond, ...
De kinderen krijgen de opdracht om daarbij niet naar een ander te kijken, maar voor zichzelf te kiezen! Daarna mogen ze ook verwoorden waarom ze voor een bepaald monstertje gekozen hebben. Dit kan ook een goede werkvorm zijn om de kinderen te evalueren. (groepsgesprek)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind onderzoekt (De onderzoeker)
-het kind kan zich inleven* (De samenspeler)
-het kind kan communiceren (De samenspeler)
2. Zinnetjes maken
De leerlingen worden in 4 groepjes verdeeld. Elk groepje heeft een monstertje. In hun groepje gaan zij 1 of meerdere zinnetjes bedenken, die bij hun monstertje passen, dat hun monstertje zou kunnen zeggen. Vervolgens luistert de hele groep naar de verzonnen zinnetjes.
Belangrijk is om de kinderen daarbij uit te dagen om creatieve zinnetjes te laten bedenken! Iets meer dan bijvoorbeeld enkel ‘Ik ben boos!’
(groepswerk)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
3. Gevoelens spelen
De monstertjes zijn afbeeld op kleine kaartjes. De kinderen trekken zo telkens een kaart met een bepaalde emotie.
-individueel: de kinderen trekken om de beurt een kaartje en proberen (op een diagonaal) het gevoel van dat monstertje uit te beelden op hun eigen manier. (individuele begeleiding)
-ontmoetingen per twee: nu zijn er 2 kinderen die een kaartje trekken -één kind aan de ene kant van de diagonaal – het andere kind aan de andere kant. Beiden spelen ze het gevoel van het monstertje op hun eigen kaartje. In het midden komen ze elkaar tegen en vindt er een kleine ontmoeting plaats. Vervolgens lopen ze door, hun diagonaal af. Deze oefening kan uitgebreid worden door het trekken van 2 kaartjes per kind, waarbij het gevoel verandert als het kind iemand tegenkomt. (groepsbegeleiding)
-ontmoetingen voorbereiden per twee: dit is hetzelfde principe als de vorige opdracht, maar nu krijgen de kinderen kort de tijd om op voorhand iets te bedenken. (groepswerk)
De leerlingen worden in 4 groepjes verdeeld. Elk groepje heeft een monstertje. In hun groepje gaan zij 1 of meerdere zinnetjes bedenken, die bij hun monstertje passen, dat hun monstertje zou kunnen zeggen. Vervolgens luistert de hele groep naar de verzonnen zinnetjes.
Belangrijk is om de kinderen daarbij uit te dagen om creatieve zinnetjes te laten bedenken! Iets meer dan bijvoorbeeld enkel ‘Ik ben boos!’
(groepswerk)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
3. Gevoelens spelen
De monstertjes zijn afbeeld op kleine kaartjes. De kinderen trekken zo telkens een kaart met een bepaalde emotie.
-individueel: de kinderen trekken om de beurt een kaartje en proberen (op een diagonaal) het gevoel van dat monstertje uit te beelden op hun eigen manier. (individuele begeleiding)
-ontmoetingen per twee: nu zijn er 2 kinderen die een kaartje trekken -één kind aan de ene kant van de diagonaal – het andere kind aan de andere kant. Beiden spelen ze het gevoel van het monstertje op hun eigen kaartje. In het midden komen ze elkaar tegen en vindt er een kleine ontmoeting plaats. Vervolgens lopen ze door, hun diagonaal af. Deze oefening kan uitgebreid worden door het trekken van 2 kaartjes per kind, waarbij het gevoel verandert als het kind iemand tegenkomt. (groepsbegeleiding)
-ontmoetingen voorbereiden per twee: dit is hetzelfde principe als de vorige opdracht, maar nu krijgen de kinderen kort de tijd om op voorhand iets te bedenken. (groepswerk)
Bij al deze oefeningen is het kijken en luisteren naar elkaar heel belangrijk!
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind creëert (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind kan zich inleven* (De samenspeler)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind creëert (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind kan zich inleven* (De samenspeler)
4. Boek voorlezen
Het boek ‘De kleur van emoties’ van Anna Llenas wordt voorgelezen. Bij het voorlezen van dit boek kan je de kinderen echt laten vertellen over hun eigen gevoelens en ervaringen. Hoe zij omgaan met boosheid of waar ze juist heel blij van worden of heel bang voor zijn en hoe ze dan reageren…
(voorlezen – groepsgesprek)
-het kind kan communiceren (De samenspeler)
De vuilniszak
1. Gedichtje voorlezen De vraag wordt aan de kinderen gesteld: Wat gooi je allemaal in een vuilniszak? (Denk aan de vuilnisbak op de speelplaats.) Een gedichtje over afval wordt voorgelezen. (groepsgesprek – voorlezen) Je kan het gedichtje ook aanleren totdat ze het van buiten kennen en zelf kunnen vertolken. Je kan de kinderen ook zelf een gedichtje laten maken, een ‘afvalgedicht’. -het kind ontdekt diverse kunstuitingen (De onderzoeker) |
Kauwgom
schillen peuk banaan blik papiertjes cellofaan klokhuis beker plastic zak allemaal in de afvalbak |
2. Bewegen met en vuilniszak
-Eén kind mag de vuilniszak vasthouden en er even mee bewegen (ronddraaien, opgooien, even mee weglopen,…). Aan de andere kinderen wordt gevraagd hoe de vuilniszak beweegt… Licht, sierlijk, gemakkelijk,… (individuele begeleiding – groepsgesprek)
-De kinderen mogen elk met een vuilniszak vrij bewegen op muziek. Ze mogen niet botsen met elkaar. (groepsbegeleiding)
-De kinderen stellen zichzelf voor dat ze een vuilniszak zijn en nu bewegen ze zelf op muziek als een vuilniszak. (groepsbegeleiding)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-Eén kind mag de vuilniszak vasthouden en er even mee bewegen (ronddraaien, opgooien, even mee weglopen,…). Aan de andere kinderen wordt gevraagd hoe de vuilniszak beweegt… Licht, sierlijk, gemakkelijk,… (individuele begeleiding – groepsgesprek)
-De kinderen mogen elk met een vuilniszak vrij bewegen op muziek. Ze mogen niet botsen met elkaar. (groepsbegeleiding)
-De kinderen stellen zichzelf voor dat ze een vuilniszak zijn en nu bewegen ze zelf op muziek als een vuilniszak. (groepsbegeleiding)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
3. De 4 elementen: lucht/vuur/water/aarde
Er zijn 4 prenten van de 4 elementen. Vooraleer je de kinderen laat bewegen op muziek, is het best een prent van het element te laten zien en ze te laten benoemen hoe dit element beweegt.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in de lucht? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in de lucht - de wind - een storm - een zacht briesje.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in het vuur? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in het vuur.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in het water? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in het water.
-En hoe zou een vuilniszak bewegen in de aarde? Je zit vast in de aarde en je kan niet meer bewegen. Hoe zou je dan bewegen? De kinderen mogen bewegen op muziek als een vuilniszak die vastzit in de aarde.
(groepsgesprek – groepsbegeleiding)
Een belangrijk aandachtspunt: de keuze van de muziek is heel bepalend voor hoe de kinderen bewegen!
Inspiratie voor fragmenten uit de klassieke muziek kan je zeker vinden in bijvoorbeeld: ‘Klara’s muziekdoos’ (Klara for kids).
-het kind kan communiceren (De samenspeler)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
4. Personage creëren met een vuilniszak als kostuum
-De kinderen mogen met een vuilniszak experimenteren om er een kledingstuk mee te maken. Een jurk - een hoed - een harnas - een sjaal – laarzen, … (uitleg geven - individuele begeleiding)
-De kinderen lopen in groep door elkaar en spelen verschillende personages:
ridder - koning/in - poetsvrouw/man - heks/tovenaar - zwerver - chique dame/heer - oud vrouwtje/mannetje - juf/meester - klein kindje
(groepsbegeleiding)
-De kinderen kiezen voor zichzelf een personage en lopen in hun kostuum over de diagonaal (één voor één). De andere kinderen proberen te raden welk personage er gespeeld wordt. (groepsbegeleiding – groepsgesprek)
-Ontmoetingen per twee. De kinderen lopen in een zelfgekozen personage, in hun kostuum over de diagonaal – één kind begint aan de ene kant, het andere aan de andere kant en in het midden komen ze elkaar tegen en ontstaat er een korte ontmoeting tussen de beide personages.
(groepsbegeleiding)
-De kinderen worden in groepjes van twee of drie verdeeld en maken een toneeltje. Je kan ze zelf een personage laten kiezen of een personage opleggen, bijvoorbeeld één van de bovengenoemde personages. Hun kostuum is nog steeds de vuilniszak. (groepswerk)
Belangrijk is om duidelijk af te bakenen waar ze op moeten letten in het toneeltje. Bijvoorbeeld: het begin-einde/ de rug (niet met de rug naar het publiek)/de verstaanbaarheid. Opletten om niet teveel aandachtspunten tegelijk op te geven!
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind creëert (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind vindt een evenwicht tussen het ik en de groep* (De samenspeler)
-het kind kan zich inleven* (De samenspeler)
Er zijn 4 prenten van de 4 elementen. Vooraleer je de kinderen laat bewegen op muziek, is het best een prent van het element te laten zien en ze te laten benoemen hoe dit element beweegt.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in de lucht? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in de lucht - de wind - een storm - een zacht briesje.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in het vuur? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in het vuur.
-Hoe zou een vuilniszak bewegen in het water? De kinderen mogen op muziek bewegen als een vuilniszak in het water.
-En hoe zou een vuilniszak bewegen in de aarde? Je zit vast in de aarde en je kan niet meer bewegen. Hoe zou je dan bewegen? De kinderen mogen bewegen op muziek als een vuilniszak die vastzit in de aarde.
(groepsgesprek – groepsbegeleiding)
Een belangrijk aandachtspunt: de keuze van de muziek is heel bepalend voor hoe de kinderen bewegen!
Inspiratie voor fragmenten uit de klassieke muziek kan je zeker vinden in bijvoorbeeld: ‘Klara’s muziekdoos’ (Klara for kids).
-het kind kan communiceren (De samenspeler)
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
4. Personage creëren met een vuilniszak als kostuum
-De kinderen mogen met een vuilniszak experimenteren om er een kledingstuk mee te maken. Een jurk - een hoed - een harnas - een sjaal – laarzen, … (uitleg geven - individuele begeleiding)
-De kinderen lopen in groep door elkaar en spelen verschillende personages:
ridder - koning/in - poetsvrouw/man - heks/tovenaar - zwerver - chique dame/heer - oud vrouwtje/mannetje - juf/meester - klein kindje
(groepsbegeleiding)
-De kinderen kiezen voor zichzelf een personage en lopen in hun kostuum over de diagonaal (één voor één). De andere kinderen proberen te raden welk personage er gespeeld wordt. (groepsbegeleiding – groepsgesprek)
-Ontmoetingen per twee. De kinderen lopen in een zelfgekozen personage, in hun kostuum over de diagonaal – één kind begint aan de ene kant, het andere aan de andere kant en in het midden komen ze elkaar tegen en ontstaat er een korte ontmoeting tussen de beide personages.
(groepsbegeleiding)
-De kinderen worden in groepjes van twee of drie verdeeld en maken een toneeltje. Je kan ze zelf een personage laten kiezen of een personage opleggen, bijvoorbeeld één van de bovengenoemde personages. Hun kostuum is nog steeds de vuilniszak. (groepswerk)
Belangrijk is om duidelijk af te bakenen waar ze op moeten letten in het toneeltje. Bijvoorbeeld: het begin-einde/ de rug (niet met de rug naar het publiek)/de verstaanbaarheid. Opletten om niet teveel aandachtspunten tegelijk op te geven!
-het kind exploreert en experimenteert (De onderzoeker)
-het kind drukt zich persoonlijk uit (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind creëert (Ik als unieke kunstenaar)
-het kind kan spelen met elementen van… (De vakman)
-het kind vindt een evenwicht tussen het ik en de groep* (De samenspeler)
-het kind kan zich inleven* (De samenspeler)
Commentaar/Suggesties/Associaties/Uitbreiding/Nawerking:
-Het verhaal van Jules op het waardeloze eiland kan een inleiding zijn van de les. (Uiteraard kan Jules een ander poppetje zijn). De kinderen zouden vervolgens ook zelf poppetjes kunnen maken en er in kleine groepjes zelf verhaaltjes mee verzinnen. Naderhand zouden ze ook kunnen kijken naar elkaar en naar hun zelf verzonnen verhaaltjes.
-Je kan de kinderen het verhaal van Jules ook laten naspelen!
-Mogelijke andere activiteit ivm afval:
De kinderen bouwen in twee groepen twee kampen met afvalmateriaal. Wanneer de kampen gebouwd zijn, proberen de kinderen van de verschillende kampen te communiceren met elkaar. Elk kamp spreekt een taal die onverstaanbaar is (jabbertalk) en ze moeten proberen toenadering te zoeken met elkaar.
- Mogelijkheid voor een volgende les op dit thema: animatiefilmpjes maken, stop-motion filmpjes maken, het beeld animeren en er iets meer in laten gebeuren.
-Het verhaal van Jules op het waardeloze eiland kan een inleiding zijn van de les. (Uiteraard kan Jules een ander poppetje zijn). De kinderen zouden vervolgens ook zelf poppetjes kunnen maken en er in kleine groepjes zelf verhaaltjes mee verzinnen. Naderhand zouden ze ook kunnen kijken naar elkaar en naar hun zelf verzonnen verhaaltjes.
-Je kan de kinderen het verhaal van Jules ook laten naspelen!
-Mogelijke andere activiteit ivm afval:
De kinderen bouwen in twee groepen twee kampen met afvalmateriaal. Wanneer de kampen gebouwd zijn, proberen de kinderen van de verschillende kampen te communiceren met elkaar. Elk kamp spreekt een taal die onverstaanbaar is (jabbertalk) en ze moeten proberen toenadering te zoeken met elkaar.
- Mogelijkheid voor een volgende les op dit thema: animatiefilmpjes maken, stop-motion filmpjes maken, het beeld animeren en er iets meer in laten gebeuren.